‘Gonzalez vs. Google’ de zaak die alles kan veranderen

Picture of Bob Hardus

Bob Hardus

Kunnen sociale media straks nog wel aanbevelingen doen? 

Dat vraagt Joram Bolle zich af in zijn analyse in de Volkskrant. Een uitspraak van het Amerikaans Hooggerechtshof kan het internet voorgoed veranderen.

Zijn sociale media verantwoordelijk voor de inhoud die anderen op hun site plaatsen en die vervolgens aan gebruikers wordt aangeraden? Daarover buigt het Amerikaanse Hooggerechtshof zich deze week. Grote techbedrijven denken dat het internet voorgoed kan veranderen door de aankomende uitspraak. Maar is dat wel zo erg? 

Door een bijzin in een Amerikaanse wet zijn internetplatformen sinds 1996 niet verantwoordelijk voor de inhoud van derden die zij plaatsen. Dat betekent dat sociale media zoals Facebook, Twitter en YouTube niet verantwoordelijk zijn voor de inhoud van post, tweets en video’s van hun gebruikers. Aan de andere kant kunnen ze wel bepalen wie er iets mag plaatsen op hun platform. En verdienen ze uiteraard geld met de advertenties rondom populaire posts, tweets en video’s. 

‘De zaak Gonzalez vs. Google’ 

Het gaat om de zaak ‘Gonzalez vs. Google’. Het is de eerste keer dat de rechtbank artikel 230(c)(1) van de Communications Decency Act, het statuut van centrale internetaansprakelijkheid, in overweging neemt. De eisers zijn de familie Gonzalez en families van slachtoffers van de terroristische aanslagen in Parijs, Istanbul en San Bernardino. Ze beweren dat de gerichte aanbevelingen van YouTube geholpen hebben bij het terrorisme dat leidde tot de moord op hun dierbaren. Gonzalez stelt de vraag of de gerichte aanbevelingen (recommendations naar andere video’s om te kijken) van YouTube van Youtube zijn, of van de gebruikers van het platform. Als ze wel van YouTube zijn, biedt sectie 230(c)(1) geen juridische bescherming in deze rechtszaak. 

Wat staat er nog meer op het spel?

De implicaties van deze zaak reiken verder. Platforms, zoals Google en Facebook, zeggen consequent dat juist sectie 230(c)(1) al hun redactionele discretie en besluitvorming voor alle inhoud op hun platforms beschermt. Dit zou betekenen, zoals sommige rechtbanken hebben geoordeeld, dat ze vrij zijn om gebruikers te wel of niet toe te laten, content te plaatsen of juist te verwijderen, ze gebruikers kunnen boosten of juist afwaarderen en ze zelfs gebruikers mogen misleiden in strijd met reclame codes, contractaansprakelijkheid en zelfs burgerrechten. Kortom. Op basis van deze bijzin, waant Big Tech zich onaantastbaar en onkwetsbaar. Google geeft zelf aan in een blogpost dat deze zaak gaat om de vraag of het internet van de toekomst nog ‘open, vrij en veilig’ zal zijn. 

Een nieuwe sectie 230 betekent het openen van een doos van Pandora

Michaël Klos is onderzoeker naar de vrijheid van mening aan de Universiteit Leiden. Hij zegt in de Volkrant het volgende: ‘Ook zonder een sectie 230 kun je een vrij internet hebben, als er een goed alternatief voor is.’ Maar zolang dat er niet is, zijn de Verenigde Staten afhankelijk van de huidige, vage regelgeving uit een tijd dat sociale media nog niet eens bestonden. Een herinterpretatie van sectie 230 door het Hooggerechtshof opent daarmee mogelijk een doos van Pandora, denkt Klos.

Volg de zaak via CNN hier.

 

 

Meer nieuws & inzichten